De thriller weken zijn begonnen

De thriller weken zijn begonnen

Welke spannende boeken ga jij deze zomer lezen? Al een thrillergids doorgespit? Misschien maak ik de keuze makkelijker met een fragment uit Verborgen littekens.

 

Fragment:

Even buiten Torp geeft mijn navigatie aan dat ik ben aangekomen bij Torpvägen nummer 11. Ik zet de auto aan de kant van de weg en stap uit. Wat een rust. Ik sta stil en luister. Het enige wat ik hoor zijn natuurlijke geluiden. De wind door de boomtoppen die zachtjes heen wuiven tegen een donkergrijze achtergrond van regenwolken. Het gezoem van insecten, het gefluit van vogels.
Aan de overkant van de weg begint een grindpad. Aan het eind daarvan staat een geel huis. Iets verderop, verscholen tussen de bomen ontdek ik nog een huis. Weinig last van burengerucht hier.
Het grind knerpt luid onder mijn schoenen als ik naar nummer 11 toe loop. Schuin achter het huis zie ik een knoestige appelboom. Plots flitsen beelden van een schommel aan een dikke tak, limonade drinken en koekjes eten in de tuin, door mijn hoofd. Is dit de plek waar ik de eerste jaren van mijn leven heb gewoond?
Mijn vingers glijden over het verweerde hout van trapleuning naar de kleine veranda. Schilfers verf laten los en dwarrelen op de grond. Ik blijf staan bij het raam naast de deur. Met mijn hand scherm ik de zon af en gluur naar binnen. De woonkamer. Een bankstel, tv, een tafeltje, een piano. Die van mijn moeder had bij het raam gestaan. Ik staar naar de felgekleurde kleden op de vloer. Mijn adem stokt. Daar ligt ze. In een steeds groter wordende plas bloed. De wereld draait om me heen. Ik grijp me vast aan het raamkozijn en snak naar adem. Snikkend laat ik het kozijn los en draai me om. Een man met een dreigende blik in zijn ogen loopt op me af. Ik hoor het grind knarsen onder de zolen van zijn schoenen. Mijn benen begeven het. Jammerend laat ik me op de grond zakken en bedek mijn hoofd met mijn armen. Het geluid om me heen valt weg, alsof iemand de volumeknop ineens helemaal dichtdraait.
‘Je bent doorweekt.’
‘Wat?’ Ik laat mijn armen zakken. De mouwen van mijn trui druipen. Voor mij staat een stevige vrouw onder een paraplu. Haar voeten gestoken in een paar te grote rubberlaarzen. Met een norse blik bekijkt ze mij van mijn druipende haren tot aan mijn schoenen. Ze doet een stap opzij en werpt een snelle blik door het raam. ‘Wat zag je?’
‘Ik dacht… eh niets,’ zeg ik.
‘Onzin, je schrok je dood. Ik dacht dat er iets ergs gebeurd was.’
Ik tast naar het raamkozijn en trek me eraan op. Ik leun tegen het hout. ‘Ik dacht iets te zien wat er niet was,’ zeg ik.
Haar kaaklijn staat strak. Ze ziet bleek. Abrupt draait ze zich om en loopt het grindpad af.
‘Kom mee,’ beveelt ze. ‘Ik woon hiernaast.’
Vervolg:
Ze kijkt even over haar schouder. ‘Heb je droge kleding bij je?’
‘In mijn auto.’ Ik volg haar als een robot.
‘Schoenen uit,’ gromt ze als ze in de hal haar laarzen uitschopt. Ze wijst me de badkamer en geeft me een handdoek.
Ik stroop mijn natte kleding van me af en wrijf me droog. Elke beweging is zwaar en traag. Ik herken het gevoel van volkomen leegte, dat altijd volgt op een angstaanval. Deze kwam totaal onverwacht. De laatste was van jaren geleden. Als het oprakelen van het verleden dit als gevolg heeft, kan ik beter stoppen. Ik laat me op de badrand zakken om droge sokken aan te trekken. Ik weet zeker dat de man die ik voor me zag, Bruno was. Ik heb gezien hoe hij mijn moeder vermoordde. Maar Freya leeft. Hoe kan zij dan mijn moeder zijn? Ik schud mijn hoofd. Zo verwarrend allemaal. Waarom is Bruno niet voor die moord veroordeeld? Zijn laatste woorden galmen door mijn hoofd. Hopelijk is hij door zijn agressieve gedrag en die opmerking nog lang niet van zijn tbs af.
Een harde roffel op de deur. Mijn nekharen staan direct rechtop.
‘Ben je klaar?’
‘Ik kom.’ roep ik en prop de natte kleding in mijn tas.
De thee ruikt kruidig en heeft een kalmerend effect.
‘Verse kruiden, onder andere kamille, uit eigen tuin,’ zegt ze. Ze reikt me een schoteltje met koekjes aan. ‘Hier, neem, zelf gebakken. Je ziet eruit alsof je wat zoetigheid kan gebruiken.’
Ik glimlach en pak een koekje. ‘Dankjewel voor je hulp, erg lief.’
Ze mompelt iets en haalt haar schouders op.
Ik neem een hap. De koekjes zijn vers, kruimelig, met brokjes chocola erin, die smelten op mijn tong. Ik zucht en leun achterover in de stoel. ‘Heerlijk,’ zeg ik.
Ze geeft een kort knikje met haar hoofd.
‘Woon je hier al lang?’ vraag ik.
‘Zo’n vijftien jaar.’ Ze buigt voorover naar de schaal met koekjes.
‘Weet je nog wie er toen in dat gele huis woonde?’ vraag ik.
Haar hand blijft even boven het schaaltje hangen. ‘Hoezo wil je dat weten?’ Ze kiest zorgvuldig een koekje uit en stopt het in haar mond. ‘Er woont een ouder echtpaar.’ zegt ze met volle mond, ‘Daarvoor stond het leeg.’
‘Leeg?’ vraag ik.
‘Ja, toen ik hier introk, waren ze daar de boel aan het leeghalen.’ Ze pakt nog een koekje en kauwt er langdurig op.
Ik zet mijn lege theekopje neer. Ik ben op zoek naar de jonge vrouw die daar gewoond heeft met haar dochtertje.’
Ze ontwijkt mijn blik. Ik knijp mijn ogen samen en tuit mijn lippen. Ze weet over wie ik het heb. Ik buig naar haar toe en leg mijn hand op haar arm. ‘Heb jij iets gezien? Weet je wat er met haar is gebeurd?’
Ze trekt haar arm onder mijn hand vandaan en veegt een paar koekkruimels van haar broek.
‘Heb je haar gekend?’ vraag ik.
Ze schudt haar hoofd. ‘Ik heb haar gevonden. Ze lag in de woonkamer, bewusteloos.’
Wat? Ik schuif naar het puntje van mijn stoel.
‘Ik heb een ambulance gebeld en ze hebben haar weggebracht.’
‘En haar dochtertje?’
Ze staat abrupt op. ‘Ik heb geen kind gezien,’ Ze pakt de kopjes van tafel en loopt naar de keuken. Ik kijk haar perplex na. Geen kind gezien? Ik spring op en volg.
‘Is ze teruggekomen uit het ziekenhuis?’ vraag ik.
Ze trekt de afwasmachine open en zet de kopjes erin. ‘Nee, zoals ik al zei, werd het huis leeggehaald. Ik heb haar nooit meer gezien, weet niet hoe het met haar gaat en heb geen idee of ze een dochtertje had.’ Ze klapt de vaatwasser dicht. Daarna slaat ze haar armen over elkaar en kijkt me met een broedend blik aan. ‘Zeg, ik heb nog veel te doen vandaag…’
Duidelijker kan niet. Ze is klaar met mijn gevraag.
Ik haal mijn notitieboekje uit het zijvakje van mijn tas. Snel krabbel ik mijn naam en telefoonnummer op een blaadje. Ik scheur het eruit en geef het aan haar. ‘Voor als je wat te binnenschiet,’ zeg ik. Ze neemt het aarzelend aan. Ik tover een glimlach op mijn gezicht. ‘Ik moet er ook vandoor. Bedankt voor je hulp, de thee en de antwoorden die je me hebt gegeven.’
Ze glimlacht magertjes terug. ‘Graag gedaan.’
In de hal trek ik mijn doorweekte schoenen aan. Als ik klaar ben, schraapt ze haar keel. Haar blik is ineens zacht en onzeker. ‘Die fantasie van jou… was dat een herinnering?’
Secondenlang staar ik haar aan. Ik knik.
Ik had je graag verteld hoe het met haar is,’ zegt ze. ‘Ik weet niet eens of ze het overleefd heeft.’ Ze haalt ongemakkelijk haar schouders op. ‘Ik word niet graag herinnerd aan die dag. Het was geen prettig gezicht hoe ze daar lag.’
‘Nee, zoiets vergeet je nooit meer,’ zeg ik.

 

 

 

Auteur Yvonne Kersten

VInd YvonneKersten op Facebook

Boek van Yvonne Kersten aanschaffen? Klik hier.

Laat een bericht achter voor Yvonne Kersten via de contactpagina